En alweer is het zondag. Alweer begint bijna een nieuwe week. Alweer de laatste week van de maand april. De dagen vliegen voorbij, de tijd rent en... Gevoeld was er net nog de jaarwisseling en nu is het jaar 2020 alweer 4 maanden “oud”.
Als kind had ik het gevoel dat de tijd maar een oud, grijs vrouwtje was, die langzaam en moeizaam haar weg ging. Nu denk ik dat de tijd een beest is, dat de uren, dagen, weken en jaren verslindt en onder het opslokken steeds sneller wordt. En toch lijkt soms de tijd ook stil te staan.
Ze lijkt stil te staan op gelukkige en maar ook diep treurige momenten. Het is de tijd die binnen in me woont, die stil staat of ook hardloopt of ook alle beiden? ...Op moment lijkt de tijd om me hen stil te staan, terwijl ze binnen in me toch rent! De tijd zelf loopt maar door en door en door...
“Wat kan het de maan schelen als de honden ernaar blaffen?”
En terwijl ik niet in stilstand geloof, zo ken ik toch de tijd, die juist met de inspanning iets te willen of moeten bereiken, erop lijkt stil te staan. Geen vooruitgang!? Is het menselijk, dat naarmate de tijd voortloopt ook vooruitgang moet worden bereikt? Of is er stilstand nodig, om dan weer vooruit te kunnen gaan?
Vooruit naar wat?
En de tijd loopt door en we met zin allen worden niet jonger, maar ouder!
En dan vraag ik me weer af, hoeveel van dat oude vrouwtje, het razende beest en of de blijkbare stilstand ik nog zou mogen “ontmoeten”, meemaken, beleven. Onnodig en nutteloos om na te denken erover. Ja en toch... In gedachten en als een flits stel ik me deze vraag zo nu en dan. Vroeger waren es surreëel gedachten flitsen en leken op een roep uit de verte. Flitsen samen met een inslag waren zeldzaam. Naarmate de tijd voort was gegaan, waren ook de flitsen met inslag dichterbij gekomen en vaker geworden.
Tijd
Tijd – het is vreemd, het is vreemd mooi ook
nooit te zullen weten wat het is
en toch, hoeveel van wat er in ons leeft is ouder
dan wij, hoeveel daarvan zal ons overleven
zoals een pasgeboren kind kijkt alsof het kijkt
naar iets in zichzelf, iets ziet daar
wat het meekreeg
zoals Rembrandt kijkt op de laatste portretten
van zichzelf alsof hij ziet waar hij heengaat
een verte voorbij onze ogen
het is vreemd maar ook vreemd om te bedenken
dat ooit niemand meer zal weten
dat we hebben geleefd
te bedenken hoe we nu leven, hoe hier
maar ook hoe niets ons leven zou zijn zonder
de echo’s van de onbekende diepten in ons hoofd
niet de tijd gaat voorbij, maar jij, en ik
buiten onze gedachte is geen tijd
Rutger Kopland
Reactie schrijven